Uitgangspunten milieu

Doetinchem streeft naar een gezonde leefomgeving. De belangrijke milieuonderwerpen hierbij zijn geluid, luchtkwaliteit, geur, omgevingsveiligheid, bodem en water. We hanteren voor deze onderwerpen vooralsnog de wettelijk voorgeschreven waarden, omdat we nog geen lokale ambities geformuleerd hebben.

Geluid

In de basis wordt geluid goed geregeld onder de Omgevingswet. De wettelijke kaders voor geluid afkomstig van wegverkeer, spoorwegen en bedrijven hebben als doel om een goed woon- en leefklimaat te realiseren en te waarborgen. We kunnen aanvullende geluidregels op lokaal niveau vaststellen. Lokale geluidregels kunnen helpen om op gebieds-/wijkniveau een beter werkbaar kader te krijgen. Een voorbeeld is om op bedrijventerreinen meer geluid toe te staan dan in woonwijken of in het landelijk gebied.

Luchtkwaliteit

De Europese normen voor luchtkwaliteit komen terug onder de Omgevingswet. Dit zijn omgevingswaarden voor stikstofoxiden en fijn stof vanuit het thema luchtkwaliteit waar we aan moeten voldoen. Verder wordt ‘stikstof’ ook gereguleerd onder de Omgevingswet vanuit het natuurspoor. In beide sporen gaat het om het terugdringen van de emissies.

Naast de wettelijke luchtkwaliteitsnormen zijn er de strengere advieswaarden voor deze stoffen van de Wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organization, WHO). We kunnen ervoor kiezen om aan strengere luchtkwaliteitsnormen te willen gaan voldoen, bij voorbeeld aan de WHO-advieswaarden. Dit kan een handvat zijn om actief tot een verdere verbetering van de luchtkwaliteit te komen.
 

Geur

Voor geur gelden de wettelijke uitgangspunten.

Omgevingsveiligheid (externe veiligheid)

De fysiek veilige leefomgeving draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en de continuïteit van de samenleving van Doetinchem. Fysieke veiligheid gaat over de thema’s brandveiligheid, omgevingsveiligheid, risicobeheersing en crisisbeheersing. Mensen zijn bekend met de risico’s en weten hoe te handelen. Dat draagt bij aan de zelfredzaamheid en samenredzaamheid van de inwoners. Tot slot is de leefomgeving ingericht volgens de ontwerpprincipes voor fysieke en sociale veiligheid. We werken toe naar een basisbeschermingsniveau.

Bodem

De Wet bodembescherming houdt op te bestaan en bodem wordt eveneens geregeld onder de Omgevingswet. Wij kunnen gebruik maken van landelijke bodemregels en met betrekking tot een aantal onderwerpen, zoals de aanwezigheid van natuurlijk arseen in de Achterhoekse bodem, hanteren wij regionaal beleid.

Wij zetten in op duurzaam bodembeheer waarbij geen onomkeerbare gevolgen ontstaan in de ondergrond en de waarde van de ondergrond behouden blijft voor toekomstige generaties. Hierbij streven wij naar balans tussen het gebruik van de bodem en diepere ondergrond voor bijvoorbeeld landbouw, bodemenergie en waterwinning en het beschermen van de bodem tegen aspecten als bodemverontreiniging, uitputting, verdichting, vermesting en verdroging. Bij het maken van ruimtelijke keuzes betrekken wij tijdiger en explicieter dan nu de (on)mogelijkheden van de bodem en ondergrond. Dit betekent ook dat de huidige bodemkwaliteit en -eigenschappen meer dan nu de toekomstige inrichting bepaalt zonder dat (veelal dure) menselijke ingrepen nodig zijn om de bodemkwaliteit geschikt te maken voor een bepaalde bestemming (‘water en bodem sturend’). Bij bouw en civieltechnische projecten worden, waar dit nodig is voor ontwikkeling, verontreinigde bodems gesaneerd (‘werk met werk maken’). Hierdoor verbetert de leefomgevingskwaliteit. 

Water

We streven naar een gezonde en veilige leefomgeving. We voorkomen contact met afvalwater en beschikken over voldoende en kwalitatief goed oppervlaktewater en grondwater. Daarbij streven we naar een gezond waterecosysteem (zie ook bijlage: doelenboom bouwsteen omgevingsvisie voor het domein water). LINK MAKEN

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet vervalt de bestaande wettelijke planverplichting uit de Wet Milieubeheer voor het opstellen van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). De gemeenteraad hoeft geen rioleringsplan meer vast te stellen. Het beleidsmatige deel van de gemeentelijke watertaken uit het GRP nemen we daarom op in de omgevingsvisie.

Op grond van de wet Milieubeheer heeft de gemeente een zorgplicht voor afvalwater, hemelwater, grondwater en drinkwater. Water raakt aan diverse opgaven, zoals drinkwatervoorziening, landbouw, natuur en recreatie. De gemeente heeft de volgende zorgplichten:

  • Zorgplicht afvalwater: het inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater.
  • Zorgplicht hemelwater: inzamelen van afstromend hemelwater naar oppervlaktewater of bodem.
  • Zorgplicht grondwater: nastreven stabiel grondwaterregime.
  • Zorgplicht drinkwater: zorgen voor voldoende en kwalitatief goed drinkwater, inbedden openbare drinkwatervoorziening in de ruimtelijke inrichting en gebiedsgebruik, beschermen van de infrastructuur voor de levering van drinkwater aan inwoners.

De gemeentelijke zorgplichten voor water worden hieronder toegelicht.

Zorgplicht afvalwater

De gemeentelijke zorgplicht voor het inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater staat verwoord in artikel 2.16 lid 1a 3 van de Omgevingswet. Bij de invulling van de zorgplicht afvalwater in de omgevingsvisie wordt onderscheid gemaakt tussen de bebouwde kom en het buitengebied, en tussen huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater.

Bebouwde kom

Voor bestaande bouw en (ver)nieuwbouw geldt een aansluitplicht voor het lozen van huishoudelijk afvalwater op de riolering. De gemeente zorgt voor inzameling van huishoudelijk afvalwater en transport naar een zuivering-technisch werk. Dat kan via een traditioneel gemeentelijk rioolstelsel of een andere gemeentelijke voorziening die ervoor zorgt dat er geen ongezuiverd afvalwater in het milieu terecht komt.

Voor bedrijfsafvalwater geldt dat de gemeente afvalwater dat qua biologische afbreekbaarheid vergelijkbaar is met huishoudelijk afvalwater inzamelt. Ook ander bedrijfsafvalwater dat niet lokaal kan worden teruggebracht in het milieu wordt ingezameld, tenzij dit ten koste gaat van het doelmatig functioneren van de vuilwaterriolering of de rioolwaterzuivering. Het waterschap geeft hier advies. De gemeente kan nadere voorwaarden verbinden aan nieuwe of bestaande aansluitingen van bedrijven of deze weigeren of beëindigen.

Buitengebied

Voor het buitengebied geldt dat de gemeente huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafval-water, dat daar qua biologische afbreekbaarheid op lijkt, inzamelt en afvoert, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze omstandigheden zijn: 

  • De capaciteit van het bestaande collectieve systeem is niet toereikend (rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) en rioolvoorzieningen);
  • Het einde van de technische levensduur van het collectieve systeem (leidingen) is aanstaande;
  • Het leveren van een vergelijkbaar effluent door nieuwe decentrale technieken (duurzame verwerking afvalwater) als bij zuivering op de RWZI;
  • Doelmatigheid;
  • In het verleden gemaakte afspraken met een aantal individuele huishoudens in het buitengebied van de gemeente over het niet inzamelen van afvalwater;

Voor deze bijzondere omstandigheden werken we met een nog nader te ontwikkelen afwegingskader.

De gemeente onderhoudt de bestaande infrastructuur (mechanische riolering en gemalen) tenminste tot het moment dat leidingen moeten worden vervangen. Ook biedt de gemeente ruimte voor initiatieven met nieuwe duurzame verwerking van afvalwater.

Op het moment dat de infrastructuur aan het einde van de technische levensduur is, zal de gemeente in overleg met het waterschap een nieuwe afweging maken over het invullen van de zorgplicht voor afvalwater in het buitengebied.

Bedrijfsmatig afvalwater in het buitengebied

In het buitengebied hebben de meeste lozingen van bedrijfsmatig afvalwater een agrarische herkomst. In de moderne agrarische bedrijfsvoering komen typen lozingen voor die de doelmatige werking van het drukrioolsysteem kunnen frustreren, zowel door kwaliteit als door kwantiteit van het geloosde water. De gemeente kan nadere voorwaarden verbinden aan nieuwe of bestaande aansluitingen van bedrijven of deze weigeren of beëindigen.

Zorgplicht hemelwater

De gemeente is verantwoordelijk voor inzameling van afstromend hemelwater van percelen waarvan de eigenaren niet zelf kunnen voorzien in afvoer naar oppervlaktewater of bodem. Als de gemeente hemelwater inzamelt, is ze ook verantwoordelijk voor de verder omgang, inclusief de lozing op oppervlaktewater of in de bodem (artikel 2.16, lid 1a 1 Omgevingswet). Er wordt onderscheid gemaakt in bestaande bouw, (ver)nieuwbouw en buitengebied. Bij nieuwbouw of uitbreiding of vernieuwing van bebouwing zamelt de gemeente geen regenwater in. De eigenaar verwerkt het regenwater zelf binnen de perceelsgrens, tenzij dat technisch onmogelijk is.

Hemelwater niet, tenzij...

Het algemene uitgangspunt dat de gemeente hanteert, is dat gebouwen en percelen geen hemelwater lozen op de gemeentelijke riolering, tenzij dit in het belang van de leefbaarheid of volksgezondheid noodzakelijk is. Dat geldt naast de private percelen ook voor gebouwen en percelen van de gemeente zelf. Hieronder wordt per gebiedstypologie (bestaande bouw, nieuwbouw en buitengebied) beschreven hoe de gemeente invulling wil geven aan de zorgplicht hemelwater.

Bestaande bouw

Voor bestaande gebouwen en percelen geldt dat de gemeente het hemelwater, als zij dat op het moment van het vaststellen van de omgevingsvisie al doet, blijft inzamelen en transporteren naar een zuivering-technisch werk (RWZI, bij gemengde riolering), het oppervlaktewater of in de bodem (bij gescheiden riolering). Het gescheiden aanleveren van te lozen regenwater en afvalwater op het gemeentelijk rioolstelsel en het verwerken van overtollig regenwater op het eigen perceel wordt door de gemeente en het waterschap gestimuleerd.

De gemeente kan het lozen van hemelwater op het vuilwater- of gemengde riool verbieden, bijvoorbeeld in situaties van regelmatig optredende wateroverlast en/of bij rioolvervangingsprojecten, waarbij gemengde riolering wordt vervangen door een gescheiden riolering (en het lozen van schoon regenwater op het nieuwe vuilwaterriool niet langer gewenst is).

(Ver)nieuwbouw

Bij nieuwbouwsituaties (en bij uitbreiding of vernieuwing van bebouwing) zamelt de gemeente geen regenwater in. De eigenaar van gebouwen en percelen verwerkt het regenwater zelf binnen de perceelgrens, tenzij dat technisch onmogelijk is. Voor extreme neerslaggebeurtenissen wordt voorzien in een overloop naar de openbare ruimte. Wanneer het voor een eigenaar technisch onmogelijk is, kan de gemeente financiële voorwaarden verbinden aan het bergen van hemelwater in de openbare ruimte.

Buitengebied

In het buitengebied zamelt de gemeente geen regenwater in. Dit geldt zowel voor bestaande bouw als (ver)nieuwbouw. De eigenaar van gebouwen en percelen verwerkt zijn regenwater zelf op het eigen terrein of voert het in overleg met het waterschap af naar het oppervlaktewater.

Zorgplicht grondwater

Er wordt een stabiel grondwaterregime nagestreefd. Eigenaren van gebouwen en percelen zijn zelf verantwoordelijk voor de verwerking van overtollig grondwater, tenzij dit in het belang van de leefbaarheid of volksgezondheid niet haalbaar en niet doelmatig is. De gemeentelijke zorgplicht grondwater is vooral gericht op het freatisch grondwater in bebouwd gebied.

Grondwater niet inzamelen, tenzij...

Het algemene uitgangspunt dat de gemeente hanteert, is dat eigenaren van gebouwen en percelen zelf verantwoordelijk zijn voor de verwerking van overtollig grondwater, tenzij dit in het belang van de leefbaarheid of volksgezondheid niet haalbaar en niet doelmatig is. Dit geldt specifiek voor de bebouwde omgeving. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt naar gebiedstypen. De zorgplicht geldt dus ook voor de gemeente zelf als gebouw- en perceeleigenaar.

Bij grondwaterproblemen is de gemeente aanspreekbaar en doet onderzoek naar het verbeteren van de grondwatersituatie. De gemeente is niet aansprakelijk voor schade aan gebouwen als gevolg van te hoge of te lage grondwaterstanden en funderingsproblemen. Bij het beëindigen van bestaande en het vergunnen van nieuwe grote onttrekkingen (bijv. voor industrie en drinkwater) betrekken gemeente, waterschap en provincie elkaar in het bepalen van de gevolgen voor de lokale grondwaterstand en het nemen van maatregelen om negatieve gevolgen te voorkomen.

Zorgplicht drinkwater

De openbare drinkwatervoorziening moet goed ingebed zijn in de ruimtelijke inrichting en gebiedsgebruik. Op grond van de Drinkwaterwet (artikel 2) hebben bestuursorganen een zorgplicht voor de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening. Zie ook artikel 2.1 Omgevingswet.

De provincie is leidend in de bescherming van grondwater dat bestemd is voor de openbare drinkwatervoorziening. De gemeente volgt het beleid dat hiervoor in de provinciale omgevingsvisie wordt opgenomen. Waar nodig neemt de gemeente regels op in het omgevingsplan om de kwaliteit van het grondwater in grondwaterbeschermingsgebieden te beschermen. Onder de zorgplicht valt ook het beschermen van de infrastructuur (o.a. transport- en hoofdleidingen) die nodig is voor de levering van drinkwater aan inwoners.

Ga terug naar Kwaliteiten van nu.

Ga terug naar Kwaliteiten van nu.